woensdag 4 juli 2012

Hoe doe je de rondleiding -12


De rondleiding



  • Wees ruim op tijd
  • Stel jezelf voor aan de groep
  • Praat luid en duidelijk maar schreeuw niet.
  • Ga niet met je rug naar de mensen toe staan
  • Vertel wat je weet, je weet meer dan de anderen
  • Zeg duidelijk wanneer de rondleiding afgelopen is
  • En veel plezier


 Nog wat tips 

Zorg dat wat je geschreven om te vertellen goed leesbaar is, zodat je kan spieken als het nodig is.

Ga voor de groep staan en stel je zelf voor (naam en waarom je de rondleiding doet). De mensen vinden het leuk dat je rondleiding gaat doen. Ze willen graag horen wat je te vertellen hebt.
Misschien vind je het makkelijker om je hele verhaal te vertellen en dan pas vragen te beantwoorden. Dat kan je best zeggen.

Zenuwachtig is niet erg. De meeste toneelspelers zijn zenuwachtig, maar het gaat over als ze echt beginnen.



Vraag de aandacht door duidelijk te praten. Hoe praat je duidelijk?
Neem de tijd en praat niet te snel.
Haal rustig adem en praat wat harder dan je normaal doet.
Oefen thuis met anderen erbij. Laat ze op een afstand zitten en vraag of ze je goed kunnen horen.
Oefen thuis met wat je gaat vertellen. Dan weet je voor jezelf dat jouw verhaal er goed in zit.

Vraag of je goed te verstaan bent? Tips en truukjes.
Vraag mensen dichterbij te komen staan.
Als je zenuwachtig bent vertel dan dat het je eerste keer is.
Neem een flesje water mee en neem even een slokje tegen je droge keel.

Laat je niet afleiden door mensen die met elkaar praten.
Het wil niet zeggen dat ze je saai vinden.
Als mensen je wel afleiden stop even met praten en kijk ze aan. Als ze stoppen met praten, zeg: ‘Dank U wel’ en ga door met je verhaal.
Je kan ook een grapje maken. Soms is het niet zo erg en dan ga je gewoon door met praten.

Gebaren
Het soms handig als je wijst naar hetgeen je op dat moment gaat vertellen.

Oogcontact
Kijk of je mensen durft aan te kijken tijdens het vertellen. De meeste mensen vinden het prettig.

Het makkelijkst is als je verteld over wat er te zien is.

Vertel aan het eind van ieder stuk waar je heen gaat.
Bijvoorbeeld: ‘Nu gaan we naar binnen en daar zal ik U iets over de hal vertellen.’

Als je naar de volgende plek bent gelopen, wacht dan even. Kijk of iedereen er weer bij is en ga dan pas door met vertellen.

Als je iets niet (meer) weet, kan je dat gerust eerlijk zeggen.
Maar vaak merken mensen niet eens dat je wat vergeet.

Ben je klaar met je rondleiding dan kan je nog kijken of er mensen met vragen zijn. Na de vragen, of als er geen vragen zijn bedank je de groep: “hiermee zijn we aan het einde van de rondleiding gekomen. Dank U wel voor uw aandacht”.

De rondleidingen zijn voor kinderen, maar er kunnen ook volwassenen meelopen.

De gebouwen van Open Monumentendag worden door veel verschillende mensen bezocht, niet alleen door kinderen die zich voor jouw rondleiding hebben aangemeld. Er kunnen bijvoorbeeld ook fotografen aan het werk zijn en misschien gaan er volwassenen meeluisteren. Beschouw het als een eer als ze je geboeid blijven volgen, maar vraag vriendelijk of ze weg willen gaan als het je stoort. Zeg gewoon maar dat het een privérondleiding is. Concentreer je op jouw groep! Zij hebben altijd voorrang.


Houd in gedachten dat je mensen een plezier doet met je verhaal en dat ze speciaal zijn komen luisteren naar jou. Probeer er zelf ook van te genieten!




maandag 2 juli 2012

Hoe bereid je de rondleiding voor -12








Een rondleiding is een soort spreekbeurt die je voor de klas doet. Het leuke van een rondleiding is dat je langs alles loopt waarover je verteld. Je kan het aanraken, zien hoe groot het is. Denk maar dat je een wandeling maakt door je eigen huis en verteld van wie de kamers zijn. Zoek op internet of in de bibliotheek naar meer informatie over je gebouw. De infomap en deze blog is alleen maar een steuntje in de rug. 


  • Luister en kijk goed tijdens de kennismaking en de voorbeeldrondleidingen en maak aantekeningen. 
  • Bedenk welke dingen jij leuk vindt om te vertellen en stel dan je eigen verhaal samen. Gebruik vooral je eigen woorden.  
  • Het gebouw vertelt zelf een verhaal. Alles wat je ziet op, aan en in het gebouw kan je ook weer helpen met wat je wilt vertellen. Het zijn geheugensteuntjes.
  • Soms is er niet zoveel extra over het gebouw te vinden. Je kan er dan voor kiezen iets over de architect te vertellen. Wat hij nog meer gebouwd heeft. Wat er allemaal in het gebouw gebeurde.  Wat voor mensen er woonden of werkten.
  • Probeer een paar leuke feitjes te vinden. Bijvoorbeeld dat de eerste paal scheef de grond in ging, of dat de architect een dikke wrat op zijn neus had, of dat hij ruzie had met de aannemer. Dat maakt je verhaal levendig.
  • Maak een spiekbriefje of schrijf je verhaal in korte zinnen op. Dan kan je tijdens de rondleiding even kijken als je het niet meer weet. 
  • Je kan ook een map maken met je verhaal. In dat mapje kan je foto's doen van wat je nog wil vertellen. Een foto van de architect of hoe het vroeger was ingericht. 
  • Leer niet alle jaartallen uit je hoofd. Gebruik er maar een paar. Wanneer het gebouw gebouwd werd bijvoorbeeld. Maar alleen de jaartallen die je echt belangrijk vindt
  • Kijk op een rustig moment zelf nog eens een keer rond in en bij je gebouw. Het voelt dan vertrouwder, je komt misschien nog op nieuwe ideeën voor je verhaal en je weet de weg beter tijdens de rondleiding.
  • Je begint je verhaal altijd door je voor te stellen. Je zegt bijvoorbeeld:  'Goedemiddag dames en heren. Ik ben Anoinette Leeflang. Ik ben 9 jaar en ik wilde deze rondleiding door de Beurs van Berlage heel graag doen. We staan nu hier voor het gebouw en U ziet.........'
  • Oefen door je verhaal hardop uit te spreken; dan krijg je meteen een idee van de lengte en van de opbouw. Oefen je verhaal ook eens met iemand anders erbij.



Wat is een monument -12



Het Nationaal Monument op de Dam


Bij het opruimen van je kamer kijk je ook wat je wilt bewaren. Dat speciale oude autootje of dat boek wat je zo mooi vond. Maar niet alles is even belangrijk en het meeste geef je weg of verkoop je op Koninginnedag.
Wij hebben allemaal wel dingen die we niet kwijt willen raken omdat ze heel speciaal voor ons zijn. Een knuffel waarmee we slapen bijvoorbeeld. Als die stuk gaat willen we niets liever dan dat hij weer gemaakt wordt. Een nieuwe is niet hetzelfde, net te netjes, ruikt anders en niet versleten door het gebruik. Het is een knuffel vol herinneringen.



In Amsterdam zijn gebouwen, parken, beelden die we willen bewaren omdat ze zo bijzonder zijn. Dat kan omdat ze heel mooi gemaakt zijn, heel oud zijn, of omdat er maar eentje van is en nog om heel veel andere redenen. Allemaal hebben ze een verhaal en dat verhaal willen we graag bewaren en zichtbaar houden in de stad.
De mensen die werken op het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) zoeken uit of het moet worden bewaard. En als een gebouw, fontein of iets anders behouden moet blijven, zorgen zij ervoor dat het niet zomaar afgebroken of kapot kan worden gemaakt. Daarnaast zorgen ze er ook voor dat als het stuk is het weer opgeknapt kan worden. Als BMA het beschermt dan noemen we het een monument. Aan de Dam staan bijvoorbeeld 3 beroemde monumenten: Het Paleis op de Dam, de Nieuwe kerk en het Nationaal Monument op de Dam. 

Het paleis op de Dam
De Nieuwe Kerk