Inleiding
De
Burcht als gebouw heeft in de geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging een
belangrijke rol gespeeld. Het is
gebouwd in 1900 als hoofdkantoor van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond
(ANDB). Deze vakbond werd opgericht in 1894 door Henri Polak: hij geldt als de
grondlegger van de moderne vakbeweging in Nederland.
Het
gebouw is ontworpen door de pionier van de moderne architectuur in Nederland:
architect Hendrik Petrus Berlage.
Berlage,
een overtuigde socialist, ontwierp in dezelfde periode zijn meest bekende
gebouw, de Beurs, bij uitstek een gebouw voor het kapitalisme. In het gebouw van de ANDB kon hij voor
het eerst zijn eigen overtuiging door laten klinken. Het gebouw moest een
krachtige uitstraling krijgen om aan te geven dat er een krachtige organisatie
in huisde.
Façade en parterre
Het
gebouw kreeg het voorkomen van een burcht, met een toren, een rij versieringen
op de dakrand die leken op de kantelen van een kasteel en een grote
ingangspartij die er letterlijk voor zorgde dat je opsteeg van het niveau van
de straat, het dagelijkse leven, naar het hogere niveau van de organisatie. Al
vrij snel na de voltooiing van het gebouw kreeg het de bijnaam 'de Burcht' van
de diamantbewerkers.
De
strijd van de opkomende arbeidersklasse voor een betere maatschappij werd
symbolisch uitgebeeld door het laten doordringen van het 'licht van de
toekomst' door het hele gebouw. De glazen dakconstructie en de glazen
vloertegels lieten dat licht schijnen tot in het souterrain toe.
‘ s Nachts
brandde een lamp achter een raam in de toren in de vorm van een diamant als een
lichtbaken dat in de duisternis het licht van de nieuwe maatschappij
aankondigde.
Zelfs in
de indeling van het gebouw zat een bepaalde symboliek.
In het
souterrain huisde vroeger de drukkerij waar het Weekblad van de bond gedrukt
werd: de propaganda vormde de basis van de organisatie.
Op de
parterre bevonden zich de lokale afdelingen van de bond, op de eerste verdieping
zetelde het bestuur en op de bovenste verdieping bevond zich oorspronkelijk
de bibliotheek voor de leden van de bond. De culturele ontwikkeling bekroonde
dus de organisatie.
Het
gebouw moest behalve kracht ook schoonheid uit stralen.
De
Burcht is een voorbeeldige uiting van Gemeenschapskunst, een artistieke
beweging die kunst toegankelijk wilde maken voor de grote massa van het volk.
Kunstenaars,
architecten, beeldhouwers, schilders, werkten samen om hun gezamenlijk gedeelde
ideaal, het socialisme, uit te dragen.
Dit naar
analogie van de middeleeuwse kathedralenbouwers.
In de
praktijk betekende dit dat kunstenaars geen schilderijen moesten maken voor
rijke privé-verzamelaars, maar bijvoorbeeld prenten die in grote oplagen
verspreid konden worden of een
openbaar gebouw versieren.
Het trappenhuis is typerend voor de stijl van Berlage. Hij gebruikte bij voorkeur 'eerlijke materialen' als baksteen en natuursteen. De constructie is nadrukkelijk zichtbaar gehouden: de verschillende materiaalsoorten zijn niet weggepleisterd of weggeschilderd, maar houden hun eigen karakter. Zo ontstaan prachtige contrasten tussen bakstenen muren, hardstenen elementen en de overkapping van glas.
Decoratie
is alleen toegepast in samenhang met de constructie, zoals versieringen die in
het hardsteen van de balustrade zijn aangebracht. Het gebruik van geel en witgeglazuurde
bakstenen zorgde ervoor dat de hal een lichte heldere indruk maakte.
In
tegenstelling tot de heersende neostijlen in de architectuur maakte hij spaarzaam
gebruik van decoraties of stucwerk. De decoraties die er te zien zijn, zijn
allemaal later aangebracht, zoals de grote lamp, ontworpen door Jan Eisenloeffel,
die in 1919 is aangebracht om het 25-jarig jubileum van de bond te vieren. Het reliëf met de twee leeuwen op de
balustrade is in 1907 aangebracht om het twaalf en een half jarig jubileum te
gedenken.
Het glas
in lood raam is in 1934 aangeboden door oud-leden van de bond, om het
veertig-jarig jubileum te vieren. Het reliëf aan de rechterkant is na de Tweede
Wereldoorlog aangebracht en verwijst naar de zwarte bladzijde in de
geschiedenis van de ANDB.
De tekst
luidt: 'Gedenk, gij die hier voorbij gaat. Twee duizend onzer vroegere vakgenoten, Die gedurende de
bezetting naar Duitsland werden weggevoerd. Om nooit meer terug te komen'.
Bondsraadzaal
Dit is
de belangrijkste zaal van het gebouw. In deze zaal kwam de bondsraad bijeen,
het hoogste democratische orgaan van de diamantbewerkersbond. Hier werden de belangrijkste zaken
betreffende de bond besloten. Bijvoorbeeld of er, bij een conflict met de
werkgevers, al of niet gestaakt moest worden. Ook andere bonden vergaderden
regelmatig in de bondsraadzaal. Het stakingsbesluit voor de grootste staking
die Nederland ooit gekend heeft, de spoorwegstaking van 1903, werd genomen in
deze zaal. Dit was een staking
tegen het inperken van het recht op staking van overheidspersoneel (met name
gericht tegen de spoorwegarbeiders). Deze grote staking mislukte uiteindelijk
door de verdeeldheid binnen de vakbeweging: de aanhangers van de reformistische
richting gingen in deze zaal letterlijk op de vuist met de aanhangers van het
revolutionaire stroming.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEjo1wIB-IodMoD1defEbcmbM_dOz4WPDOwc2PTw2NIF9ad0jy7OI5V-BTWi78RKnWms-3OYZyPnh7XsOmKYBTLn0b77TOPd2LnSsfXQDKH2L6s8SjPie68IMgaZ1czCynq1z67cE_721V0/s200/vergaderzaal.png)
De zaal
zoals deze er nu uitziet is het resultaat van een ingrijpende restauratie
uitgevoerd in de jaren 2000-2001.
De wandschilderingen van Richard Roland Holst zijn aangebracht boven de
tot ooghoogte opgemetselde muur van voornamelijk groengeglazuurde
bakstenen. De schilderingen
symboliseren het doel en de essentie van de bevrijdingsstrijd van het
proletariaat en ook de deugden die nodig zijn om deze strijd tot een zegevol
einde te brengen.
De
schildering boven de dubbele deuren toont een symbolisch visioen van de
overgang van de oude kapitalistische maatschappij (op de achtergrond in
duisternis gehuld en uiteindelijk in vlammen opgaand) naar de nieuwe
maatschappij, uitgebeeld als een tempel met marmeren vloer en gouden zuilen:
‘Eens zal de dag opgaand vinden: arbeid en schoonheid vereend’.
De
arbeid (gesymboliseerd door de man in het bruin) is uit het duistere verleden
in de nieuwe maatschappij van schoonheid (de vrouw met de groene jurk) en licht
opgeklommen: de toorts heeft hij dan niet meer nodig.
In de
schilderingen worden de personen als monumentale figuren uitgebeeld,
geïdealiseerd maar nog steeds als individuen herkenbaar. De schilderingen zijn
door Richard Roland Holst tussen 1904 en 1907 geschilderd: ze zijn op een
voorbeeldige manier geïntegreerd in de door Berlage geleverde architectonische
omlijsting. Roland Holst is bij deze schilderingen vooral beïnvloedt door de
schilders van de Italiaanse Renaissance en door de Engels socialistisch
geïnspireerde kunstenaars van de zogenaamde ‘Arts and crafts movement’, met
name William Morris en Walter Crane. De teksten onder de schilderingen zijn van
de hand van Henriëtte Roland Holst, de dichteres en politica en getrouwd met
Richard.
Al vrij
snel na de voltooiing bleken de schilderingen beschadigd door vocht dat in de
muren zat. Roland Holst had bovendien een voor de omstandigheden in deze zaal
verkeerde techniek gebruikt: een droge frescotechniek met verf op caseïne
basis. Ondanks enkele restauratie-pogingen door Roland Holst zelf (die de
situatie alleen nog maar verergerde) bleek het nodig om de zaal grondig aan te
pakken: in 1920 werden de muren betimmerd met een houten lambrisering die de
oorspronkelijke schilderingen totaal aan het zicht onttrokken. In uitsparingen
in de lambrisering werden uiteindelijk pas in 1937 een nieuwe serie
schilderingen (dit keer op platen eterniet) van Roland Holst geplaatst met een
vergelijkbare thematiek als de eerste serie maar met een wat ingetogener (en
somberder) kleurgebruik. Bij de
receptie naast de hal hangen nog
exemplaren, evenals achter in de Diamantzaal.
De geschiedenis van de diamantnijverheid in Amsterdam
De
connectie tussen diamanten en Amsterdam begon in de 17e eeuw.
Na de
verovering van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 vluchtten veel Joden die
actief waren in de diamanthandel, en die eerder al uit Spanje verdreven waren,
naar Holland.
Zij
namen hun kennis en contacten met de diamant producerende landen mee.
Pas rond
1870 komt de diamantindustrie echt op gang: er worden nieuwe rijke diamantvelden
ontdekt in Zuidelijk Afrika en de overvloed aan ruwe diamant die op de markt
komt zorgt voor een grote vraag naar ervaren diamantbewerkers. Door de grote
vraag naar arbeid konden vaklui in deze periode van 1870 tot 1875 enorm hoge
lonen vragen. Zij verdienden tot soms vijfhonderd gulden per week. Ter
vergelijking: een geschoolde arbeider in een andere sector verdiende rond de
vijfentwintig gulden per week.
De
arbeidsomstandigheden waren aanvankelijk zwaar: men werkte 10 à 12 uur per dag
in donkere, slecht geventileerde fabrieken. De meeste diamantbewerkers hielden
het slechts tot hun veertigste vol.
Het zorgde voor een cultuur van harde grappen en veel drankmisbruik en
bezorgde hun een slechte reputatie, terwijl ze zelf juist het gevoel hadden dat
ze behoorden tot de elite van de arbeiders.
Het
gevoel van afgunst bij andere arbeiders werd versterkt door de verhalen die de
ronde deden over het smijten met geld van de diamantbewerkers: ze zouden hun
sigaren aansteken met bankbiljetten van tien gulden of zich met een koets naar
het werk laten brengen.
Wel
waren veel diamantarbeiders in staat een eigen huis te kopen, ook in de betere
buurten. Verder ontstond er een
rijk joods uitgaansleven met cafés, cabarets en theaters.
Rond de
zestig procent van de diamantbewerkers was joods en zij werkten meestal ook in
aparte bedrijven, de zogenaamde 'jodenfabrieken', terwijl de niet-joden in de
zogenaamde 'christenfabrieken' werkten. De diamantbewerkersbond en het
socialisme waren in feite de kanalen voor de emancipatie van het joodse
proletariaat in Amsterdam.
Voor het
eerst kwamen zij intensief in contact met niet-joden en konden zij ontsnappen
aan het isolement van de traditionele joodse buurt van Amsterdam.
Met name
de beroepen die veel kennis en ervaring vereisten, zoals bijvoorbeeld dat van
klover of briljantslijper, werden meestal uitgeoefend door joden.
De
kennis werd min of meer overgeërfd, doordat zonen meestal als leerling in
dienst kwamen in het bedrijf waar ook de vader werkte.
Tegenwoordig
zijn er nog slechts zo'n 250 diamantbewerkers actief, met name in de
toeristische sector.
De
handel in diamant zit nog wel in Antwerpen, maar de diamantbewerking zelf wordt
tegenwoordig vooral uitgeoefend in de lage lonen landen, in landen als India,
waar vakbonden nauwelijks bestaan, de lonen laag zijn en ook nog kinderarbeid
voorkomt.
De Algemeene
Nederlandsche Diamant-bewerkersbon (ANDB), opgericht in 1894, was de eerste
moderne vakbond in Nederland.
Voor
1894 waren in de diamantindustrie diverse kleine vakbonden actief, waarvan de
grootste circa 200 leden had .
Elke beroepsgroep, de klovers, de slijpers, de schijvenschuurders etc.
had zijn eigen vakbond, bovendien waren deze verdeeld in joodse en niet-joodse
bonden.
In 1894
brak een grote staking uit in de diamantindustrie.
De
leiders van de stakingsbeweging, Henri Polak en Jan van Zutphen, wisten een
grote overwinning te behalen op de werkgevers: er werd een loonsverhoging van
35% afgedwongen en voor het eerst werd een collectieve loonafspraak voor een
gehele sector, de diamantindustrie, gesloten.
Zij
besloten om op basis van dit succes één grote algemene diamantbewerkersbond op
te richten, die uiteindelijk uitgroeide tot de grootste en rijkste vakbond van
Nederland, met rond 1900 tienduizend leden: bijna alle diamantbewerkers waren
lid van de bond.
De diamantbewerkerbond was de eerste vakbond met professionele
betaalde bestuurders en administrators in dienst, de eerste vakbond met een
eigen Weekblad , dat fungeerde als informatie- en propaganda-instrument en de
eerste vakbond met een eigen vakbondskantoor.
De kracht van de organisatie maakte de
diamantbewerkersbond tot een succesvolle organisatie: de lonen lagen hoog, er
werd een uitgebreid leerlingenwezen opgezet, in 1910 werd één week (onbetaalde)
vakantie bevochten, in 1912 één week betaalde vakantie en in 1911 werd de
achturige werkdag in de diamantindustrie ingevoerd.
De diamantbewerkersbond
was de eerste vakbond ter wereld die dat voor haar leden wist te bereiken. In de rest van Nederland en West Europa
werd de achturendag pas na de Eerste Wereldoorlog ingevoerd.
Het
hoogtepunt van de diamantindustrie lag in Amsterdam in de periode voor de
Eerste Wereldoorlog, na 1918 verplaatste het zwaartepunt van de industrie zich
naar Antwerpen.
Het
succes van de ANDB was hier mede de oorzaak van: productiekosten waren door het
uitgebreide leerlingenwezen en de hoge lonen in Amsterdam hoog.
In
Antwerpen en vooral het platteland rond Antwerpen, waren de vakbonden minder
sterk georganiseerd en lagen de lonen dus lager.
De
economische crises van de Dertiger jaren en de Tweede Wereldoorlog betekenden
de doodsklap voor de Amsterdamse diamantindustrie : tweeduizend Joodse
diamantbewerkers kwamen om tijdens de Duitse bezetting.
Na de
oorlog voerde de bond een sluimerend bestaan: in 1958 werd de bond opgeheven.
Het gebouw kwam in handen van het NVV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen:
de federatie van socialistische vakverenigingen).
Zonnestraal en het Koperen Stelen Fonds
Dit
fonds was in 1905 opgericht door Jan van Zutpen, na Polak de belangrijkste
bestuurder van de bond, ter bestrijding van de Tuberculose, toen een
veelvoorkomende ziekte met name onder de diamantbewerkers.
Bibliotheek
De
boekenkasten in de bibliotheek zijn afkomstig van de oorspronkelijke
bibliotheek die zich op de bovenste verdieping van het gebouw bevond. De
bibliotheek onderstreepte het belang dat werd gehecht aan de culturele en
intellectuele ontwikkeling van met name de diamantarbeiders. De leiders van de bond verwachtten
immers dat er op afzienbare termijn een andere, socialistische maatschappij zou
komen, waarin de arbeiders de nieuwe leiders moesten worden. Zij moesten op
die taak voorbereid worden.
Henri
Polak zelf trad af en toe op als bibliothecaris, waarbij hij naging of, als er
boeken terug gebracht werden, de arbeiders de boeken wel gelezen hadden.
De Bestuurskamer
is in 1911 ingericht ter gelegenheid van het veroveren van de achturige werkdag
in de diamantindustrie. Jonge
leden van de bond zamelden geld in om deze ruimte voor het bestuur van de bond
in te laten richten. Berlage
ontwierp het interieur en het meubilair, Richard Roland-Holst maakte de
schilderingen.
Sedert 1890
streed de internationale socialistische beweging voor de invoering van de acht-urendag
die de arbeider moest bevrijden van de slavernij van de fabriek.
De arbeider had
recht had op een menswaardig bestaan waarin ook ruimte was voor ontspanning,
ontwikkeling en tijd voor het gezin.
De schilderingen van Roland-Holst, geschilderd op eterniet (asbestplaten), geven een symbolische voorstelling van de ideale verdeling van de dag in drie gelijke delen van telkens acht uur: acht uur werk, acht uur rust en acht uur ontspanning en ontwikkeling.
De schildering
van de 'sterke uren' laat een knielende jonge arbeider zien, die zijn veters
strak aansnoert om weer met frisse moed aan een nieuwe dag van arbeid te
beginnen. De bijl aan zijn riem
moet het begrip 'arbeid' symboliseren.
De uren van rust,
de 'diepe uren', worden uitgebeeld door een man, gekleed in een lang
nachtgewaad, die achteroverligt en naar de sterren kijkt in het gezelschap van
een peinzende halfnaakte vrouw die de aardse liefde symboliseert.
De uren van
ontspanning en ontwikkeling wordt gesymboliseerd door een liggende vrouw die
mijmerend uit een boek opkijkt.
Torenkamer
In de omgang van
de tweede verdieping vindt u aan de voorzijde de deur en wenteltrap naar de
torenkamer. In de torenkamer kunt u, door de deur links, een blik werpen op de
constructie van het glazen dak.
Spectaculair was
de vondst - onder latere verflagen in het trappenhuis - van vijf geschilderde
medaillons waaronder het door Berlage ontworpen logo van de vakbond. In het
hele gebouw zijn de gevonden historische afwerkingen en decoratief schilderwerk
gerestaureerd of teruggebracht. Hierdoor kwam de historische eenheid in het
interieur weer terug.