dinsdag 26 juni 2012

De Bazel 12+



De Bazel is een van de grootste gebouwen van Amsterdam. Het is een paar jaar geleden zo genoemd naar de man die het negentig jaar terug bouwde, de architect Karel de Bazel. 







Oudere Amsterdammers kennen het gebouw al veel langer als ‘De Spekkoek’, vanwege de afwisseling van lagen roodbruine baksteen en zandkleurig graniet aan de buitenkant, die doet denken aan de van oorsprong Indonesische lekkernij.
De Bazel is gebouwd als het hoofdkantoor van de machtige Nederlandsche Handel-Maatschappij en als bank. Vanuit dit gebouw werd de handel geleid met Nederlandsch-Indië (nu Indonesië), dat toen een kolonie van  Nederland was. Met de handel in koffie, rietsuiker, tabak en kruiden werd enorm veel geld verdiend. Dat is goed terug te zien in het gebouw, dat niet alleen bijzonder groot is, maar waar bij de inrichting de kostbaarste materialen zijn gebruikt.

Het gebouw ziet er aan de buitenkant streng en gesloten uit. De hoofdingang is verhoudingsgewijs klein en donker. Let bij het binnengaan eens op de vrouwenbeelden naast de deur: ze stellen Azië (met gesloten ogen) en Europa (met open ogen) voor en dat is natuurlijk een hint naar de relatie tussen Nederlandsch-Indië en Nederland.

ls je het gebouw binnen komt, wacht je een grote verrassing: zo donker als De Bazel er aan de buitenkant uitziet, zo licht is het in de centrale hal. Het daglicht valt van bovenaf binnen door een enorme glazen kap en weerkaatst op de witte muren en pijlers. Die pijlers zijn onderdeel van het betonskelet dat het hele gebouw draagt, ontworpen door de architect Adolf van Gendt. Voor die tijd was dat een erg moderne manier van bouwen.


Als je vanuit de hal met een glazen trap afdaalt naar de kelder, kom je terecht in een geheimzinnige onderaardse ruimte. Dat is de Schatkamer, die veel wegheeft van een Oosterse tempel. Het is er altijd schemerig omdat de kostbare dingen die er worden tentoongesteld niet goed tegen fel licht kunnen. Achter glas zie je hier onder meer tekeningen, foto’s, kaarten en andere voorwerpen die de geschiedenis van Amsterdam tonen. Vroeger waren hier de kluizen waarin rijke mensen hun geld en juwelen konden opbergen. In feite is de schatkamer één grote bomvrije bunker, met metersdikke betonnen wanden en stalen deuren. De Eerste Wereldoorlog was ten tijde van de bouw nog maar nauwelijks voorbij en men was in Amsterdam bang voor bombardementen vanuit zeppelins, zoals tijdens de oorlog in met name Antwerpen was gebeurd.

Het gebouw De Bazel was voor zijn tijd erg modern en luxueus. Honderd jaar geleden was het nog niet gewoon dat er liften waren, centrale verwarming of luchtverversing. Let op de speciale liften voor de directeuren in het grote trappenhuis: gewone werknemers mochten daar absoluut geen gebruik van maken! Dat gold natuurlijk ook voor de toiletten van de heren directeuren: in de kelder van De Bazel kan je nog een aparte hendel zien waarmee de watertoevoer daarvan werd geregeld. Het lagere personeel mocht zelfs niet eens op de gangen komen waar de directiekantoren waren. De boden – boodschappers die berichten van de bazen in het gebouw en in de stad rondbrachten – moesten op een speciale plek wachten op opdrachten: het bodenplein.

Een heel bijzonder technisch foefje van De Bazel was de buizenpost: papieren werden door het hele gebouw verstuurd in kokers die onder hoge luchtdruk door een uitgebreid buizensysteem werden gejaagd. De centrale daarvan stond op de zevende verdieping en er waren 35 stations waar de post kon worden verstuurd en opgevangen. Van dat systeem is niet veel meer over, maar in de kelder zijn er grote foto’s van te zien.





In de kelder begint ook een ondergrondse gang die van De Bazel onder de Keizersgracht door naar het voormalige gebouw van de ABN-AMRO bank aan de overkant loopt. Beide gebouwen waren eigendom van deze bank, die is voortgekomen uit de Nederlandsche Handel-Maatschappij. De Amsterdammers die van deze geheime tunnel hadden gehoord doopten die al snel de “poentunnel”, wat natuurlijk een verwijzing is naar de Coentunnel onder het IJ, maar ook naar het vele geld dat hier doorheen zou zijn overgebracht van het ene gebouw naar het andere. In werkelijkheid was de poentunnel vooral bedoeld voor de directeuren van de ABN-AMRO: die parkeerden hun auto’s in de parkeergarage onder het nieuwe gebouw en liepen door de tunnel naar het oude hoofdgebouw, waar zij hun kamers hadden op de tweede verdieping. De tunnel bestaat nog steeds, maar de ingangen zijn tegenwoordig zorgvuldig dichtgemaakt.

Architect Karel de Bazel ontwierp niet alleen het gebouw, maar ook alle meubels, vloerkleden, lampen, het serviesgoed en veel andere gebruiksvoorwerpen, tot de lichtknopjes toe. Een groot deel daarvan is bewaard gebleven in het gebouw. Opvallend is het gebruik van veel donker hout in de kamers van de directeuren, op de directiegangen en in de vergaderzalen. Het ziet er daardoor allemaal heel voornaam en indrukwekkend uit. Je ruikt hier bij wijze van spreken nog de sigarenrook die hier vroeger altijd hing, want deftige heren rookten in die tijd allemaal sigaren en er moeten er op deze plekken in de loop der jaren vele duizenden zijn opgestoken.

Misschien wel de mooiste ruimte van De Bazel is de Koningszaal op de derde verdieping. Deze heet zo omdat hier de leden van de Koninklijke familie werden ontvangen als zij de Nederlandsche Handel-Maatschappij bezochten. Aan de muren hangen portretten van onze koningen en koninginnen uit het verleden. Tot negentig jaar geleden benoemden zij persoonlijk de president-directeur van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Ook tegenwoordig komt hier nog wel eens koninklijk bezoek, als buitenlandse vorsten (zoals niet lang geleden de koning van Zweden) er door de burgemeester van Amsterdam worden ontvangen. Het is wel aardig om te weten dat prins Bernhard, de vader van koningin Beatrix, voor de Tweede Wereldoorlog nog in De Bazel heeft gewerkt. Hij was Duitser en wilde inburgeren in Nederland door hier een baan te nemen. Uiteraard mocht hij wel in de directielift.

Op veel plaatsen zie je ook ramen met kleurige voorstellingen in glas in lood, waardoor het daglicht wordt getemperd en die voor een plechtige sfeer zorgen. Het grote trappenhuis heeft hierdoor zelfs wel iets weg van een kerk. Deze ramen vertellen een verhaal over al het goede dat de koloniale handel Nederland opleverde.




Tijdens de bouw van het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij was architect Karel de Bazel vaak ziek. Een longaandoening dwong hem dan het bed te houden, of te kuren in het buitenland. Op 28 november 1923 werd zijn ziekte hem fataal. Hij overleed na een hevige hoestbui in de trein, op weg naar de begrafenis van collega-architect Michel de Klerk. De Bazel is maar 54 jaar oud geworden.
Het gebouw De Bazel heeft hem overleefd en is inmiddels al jaren een rijksmonument. Het is misschien een beetje vreemd om te bedenken dat toen het gebouw rond 1920 werd gebouwd er een heleboel oude grachtenhuizen zijn gesloopt om ruimte te maken. Daarbij waren ook prachtige koopmanshuizen uit de Gouden Eeuw die vandaag de dag zeker ook rijksmonumenten zouden zijn geweest. En nu, negentig jaar later, zit op de eerste verdieping van dit gebouw Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam.

Gebouw De Bazel en het thema “Groen van toen”

Vanwege het thema van Open Monumentendag 2012, “Groen van toen”, is het leuk om wat langer stil te staan bij de Italiaanse Zaal op de tweede verdieping. Deze kamer is anders dan alle andere in het gebouw: de ruimte is hoger, lichter en vrolijker en op de muren zie je schilderingen van zonnige landschappen vol figuurtjes. Aan het plafond hangt een grote koperen kroonluchter.

Deze zaal is in zijn geheel uit het oude hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, iets verderop aan de Herengracht, naar hier overgebracht. Het was de vergaderzaal van de directeuren, die er geen afscheid van wilden nemen toen ze moesten verhuizen. Architect De Bazel was niet blij met de overplaatsing van deze oude kamer naar zijn gloednieuwe gebouw, want hij vond deze helemaal niet passen bij de rest. Tegenwoordig is het nog steeds een vergaderzaal. De grote ovale glazen tafel is modern.

De schilderingen aan de muren stellen landschappen voor vol bomen, struiken en bloemen. In die landschappen zie je menselijke figuurtjes van herders en herderinnen, ruiters, vissers en reizigers en veel dieren, zoals geiten, schapen en koeien. De bergen en wildstromende beken maken duidelijk dat dit geen Nederlandse landschappen zijn. Het zijn uitbeeldingen van Italiaanse landschappen, maar dan op een manier zoals Nederlanders in die tijd dat graag zagen; nogal geromantiseerd dus. Een Italiaan zou zijn eigen land er waarschijnlijk nooit in hebben herkend. De schilder ervan kwam uit Haarlem en noemde zich Jan Augustini. Hij had zich helemaal gespecialiseerd in het schilderen van dit soort voorstellingen voor deftige huizen. Augustini is voor zover bekend nooit zelf in Italië geweest. De landschappen zijn 240 jaar oud – veel ouder dan gebouw De Bazel dus - en geschilderd op doek. Vanwege hun functie als wandvullende decoratie noem je zulke doeken behangselschilderingen.

Deze schilderingen pasten goed bij de oorspronkelijke functie en plaats van de Italiaanse Zaal: het was ooit de tuinkamer van het grachtenhuis aan de Herengracht waar ze vandaan komt. Die kamer bevond zich op de begane grond en grensde aan de tuin. Als je binnen zat, leken de voorstellingen aan de muren min of meer over te lopen in het groen van de tuin, zeker in de zomer, wanneer de ramen wijd open stonden. Nu bevindt de kamer zich op grote hoogte boven de Keizersgracht en kijk je uit op een modern bankgebouw aan de overkant. Dat geeft een heel ander gevoel.
Waar je wel op echt groen uitkijkt, is aan de achterzijde van De Bazel: hier grenst het gebouw aan een zogenaamd “keurtuinenblok”. Vanuit de kamer van de president-directeur kan je goed een blik werpen in deze groene oase. Keurtuinen bestaan al sinds de zeventiende eeuw, toen de grote Amsterdamse grachten werden aangelegd. Het stadsbestuur bepaalde precies vierhonderd jaar geleden, in 1612, dat de binnentuinen tussen de nog te bouwen huizen aan de Herengracht en de Keizersgracht voor altijd groen moesten blijven. Zo’n verordening heette een “keur”, vandaar de naam keurtuin. Je mocht in de tuin achter je huis een tuinhuisje neerzetten, maar verder mocht er niet gebouwd worden.

Vanaf de straat merk je hier niet zo veel van, maar Amsterdam heeft dankzij deze verordening een van de groenste historische binnensteden van de wereld. In de keurtuinen staan dikwijls eeuwenoude bomen en je vindt er prachtige beeldengroepen, vijvers en tuinhuizen. In totaal zijn er 27 van zulke keurblokken, waarvan verreweg de meeste tussen de Herengracht en de Keizersgracht gelegen zijn. De keuren gelden tegenwoordig nog steeds, zodat ook toekomstige generaties van een groene binnenstad kunnen blijven genieten. De keurtuinen zijn bijna allemaal particulier bezit en daarom niet voor iedereen toegankelijk. Sommige horen bij musea en kunnen dus wel bezichtigd worden. Tijdens de Open Tuinendagen, elk jaar in juni, wordt altijd een flink aantal keurtuinen opengesteld.
Tot slot is er in De Bazel op een andere manier nog meer “groen” te ontdekken: ook letterlijk kom je het als kleur tegen in het gebouw, waar het een belangrijke rol speelde om de machtsverhoudigen binnen de Nederlandse Handel-Maatschappij aan te geven. De muren van de directiekamers op de tweede verdieping zijn namelijk allemaal bekleed met groene stof. De kamer van de president-directeur in het centrum is uitgevoerd in het donkerste groen. Hoe verder je van deze kamer af gaat richting Keizers- of Herengracht, hoe lichter de kleur groen wordt. Dat komt overeen met de afnemende hoogte in de rangorde van de gebruikers: van de president-directeur tot de directeuren en onderdirecteuren.

De Bazel ontwierp de indrukwekkende interieurs van de directiekamers natuurlijk zelf: de vloeren, de betimmering en de meubels zijn uitgevoerd in eikenhout. De kamers waren allemaal voorzien van een eigen wachtkamer en toilet. Boven de deuren naar de gang waren drie lampjes: een rood lampje betekende niet betreden en een wit lampje telefonisch in gesprek, en dan was er nog een oproeplicht voor de bode. Die lichtjes kan je nog steeds zien zitten.
Een allerlaatste bijzonderheid: in de kamer van de president-directeur zie je een klok met een kogelgat. Let tijdens de voorbeeldrondleiding goed op wat hierover verteld wordt. Tijdens je eigen rondleiding zal dit verhaal ongetwijfeld een van de succesnummers worden!