donderdag 30 augustus 2012

De Burcht -12



De Burcht van Berlage

Diamanten en de diamantbewerker

Vanaf 1600 kwamen er veel Joden uit Antwerpen naar Amsterdam. Zij namen de diamantbewerking en de handel erin met zich mee. Diamanten bewerken is moeilijk en het duurt lang voor dat je het onder de knie hebt. Waarom deden juist Joden dat?
Diamanten hebben iets magisch, vooral omdat ze zo verschrikkelijk duur zijn.  Een diamant van 1 karaat kost ongeveer € 7.500,00. Dat is heel veel geld. Diamanten zijn altijd heel veel waard geweest. 
Ruwe diamant bewerken is een precies klusje. Dat kan je zien op het volgende filmpje. Als je dat heel goed kan wordt de diamant nog meer waard en dat is belangrijk als je ze wil verkopen.
Je kan alleen een diamant bewerken met diamant. Het is het hardste natuurlijke materiaal wat er is.


In de 19e eeuw werd de diamantbewerking geïndustrialiseerd wat is dat? Er was een grote vraag naar diamanten en door de stoomkracht konden diamanten sneller geslepen worden. De mensen die er werkten werden arbeiders genoemd. Ze hadden geen vakantie. Daarnaast moesten ze wel 10 tot 12 uur per dag werken. Met al dat harde werken verdienden ze maar weinig. Om dit voor elkaar te krijgen kwamen steeds grotere groepen mopperende arbeiders bij elkaar. Ze gingen zich verenigen  in een vereniging. Die verenigingen noemde ze een vakbond. Er werd bijvoorbeeld geld ingezameld voor zieke mensen. Want als je ziek was dan kreeg je geen geld van je werkgever. Veel vakbonden waren socialistisch. Hier kan je zien hoe een diamantfabriek er van binnen uitzag.


Wat is een socialist? 

Sociaal betekent dat je samen wilt spelen, samen wilt werken, dat je het belangrijk vindt dat iedereen mee kan doen en dat je elkaar helpt. Een socialist in die tijd wilde verandering in Nederland. Dat een baas van een fabriek ook zorgde voor zijn arbeiders. Dat iedereen goed betaald kreeg voor zijn werk. Maar ook dat mensen minder lang hoefden te werken. Henri Polak, de oprichter van de diamantbewerkerbond, was ook een socialist. Hij was opgeleid als diamantsnijder en was een slimme man. Bovendien wist hij hoe je mensen bij elkaar kon krijgen om samen te strijden voor meer eerlijkheid voor hard werkende arbeiders.


De oprichting van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond (ANDB)

Wat Henri Polak deed was heel knap. Er waren hele kleine vakbondjes van diamantbewerkers; de diamantklovers vakbond, de diamantsnijders vakbond en andere kleine vakbonden. De grootste vakbond had iets van 200 leden terwijl er wel 10.000 mensen werkten in de  diamant industrie. In 1894 wist hij tijdens een staking al die groepen bij elkaar te krijgen en staakten ze samen. Bij een staking wordt het werk stil gelegd door de arbeiders. Bij deze staking werkten voor het eerst iedereen samen werkten. Henri Polak wist al die mensen bij elkaar te krijgen en een grote vakbond te maken met 10.000 leden. Die noemde hij de ANDB; ‘De Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond’ Alle leden betaalden 5% van hun loon aan contributie. Dat was heel veel geld met dat geld deed hij goede dingen. Hij zorgde ervoor dat de vakbond beter kon opkomen voor zijn leden. Met het geld konden er mensen betaald worden die voor de vakbond werkten. De ANDB werd onder zijn leiding een goed georganiseerde vakbond die een voorbeeld werd voor andere vakbonden. 

De Burcht van Berlage

De Burcht van Berlage was het hoofdkantoor van de ANDB. Maar niet het eerste kantoor. De vakbond was zo snel gegroeid en in de spaarpot van de bond zat genoeg geld om een heel nieuw gebouw neer te zette. De architect Hendrik Pieter Berlage kreeg de opdracht. Berlage was zelf socialist en daardoor kon hij goed begrijpen wat de ANDB wilde. Het ontwerp voor de Beurs werd ongeveer tegelijkertijd gemaakt met de Beurs van Berlage. Vooral dat laatste gebouw heeft hem bekend gemaakt als een zeer moderne architect in zijn tijd. Berlage wilde dat het gebouw er sterk en indrukwekkend uit zou komen te zien. Hij wilde de kracht van de vakbond naar voren brengen in het ontwerp.




De voorkant

Palazzo Publico Sienna
Het gebouw valt meteen op in de straat met zijn toren en kantelen alsof het een Burcht is. Het gebouw ziet eruit zoals de Italiaanse stadhuizen uit de Middeleeuwen. Het samengaan van de baksteen met het natuursteen is ook iets wat in Italië zo werd gedaan. De voordeur bereik je door een hoge trap. Het is best sjiek om zo naar boven te lopen. Je gaat van de straat naar een hogere plaats, een hoger niveau. Zo stijg je op als arbeider. 
De trap heeft ook een functie want het was tegelijkertijd ook het podium bij grote vakbondsbijeenkomsten. Alle vakbondsleden - het waren er toen al wel 10.000 - pasten dan niet in het gebouw. De menigte mensen kon dan van bovenaf toegesproken worden.  
Het gebouw heeft een paar verdiepingen. In de onderste verdieping ‘het souterrain’ bevond zich de drukkerij. (Vandaar de grote ramen, want bij drukwerk heb je veel licht nodig) De vakbond had een drukkerij aan huis en de vakbondsleden kregen een weekblad. Het weekblad was bedoeld om de arbeiders informatie te geven. Maar Henri Polak gebruikte het ook als propaganda voor de vakbond. Propaganda is dat je zo schrijft dat mensen gaan begrijpen wat het doel en het nut van de vakbond is en dat ze dat ook kunnen vertellen aan anderen. Het is een soort reclame. 
Boven de drukkerij, met de grote ingang, is ‘de parterre’. Daar waren de kamers voor de verschillende afdelingen  van de bond en de bondsraadzaal.
Daarboven op de eerste verdieping zat het bestuur en op de hoogste verdieping, de bibliotheek. Dat was niet voor niets: De kennis of het leren was het allerhoogste doel van de vakbond. ‘De arbeider moest zichzelf verheffen’,  zo heette dat toen. 

De hal

Als je een kathedraal binnenstapt, dan vallen vaak de grote ramen en het vele licht op. Ook zie je dat alles  gemaakt is om de kathedraal zo mooi mogelijk te maken. Het beeldhouwwerk de schilderingen, het glas in lood: veel verschillende kunstenaars - de beeldhouwers, de schilders, glazeniers -  hebben bijgedragen aan het gebouw. Daarmee hebben ze Gemeenschapskunst gemaakt. De kathedraal is met al zijn schoonheid voor iedereen gemaakt. Datzelfde wilde de ANDB bereiken bij de Burcht. En net als dat de kathedralen werden gebouwd om naar de hemel te bouwen, zo is de hal bedoelt dat je opstijgt naar het licht van de toekomst. 

Het materiaal - de bakstenen, natuursteen en het hout - is allemaal zichtbaar gebleven. Het is niet gepleisterd en gedaan alsof de muren van marmer zijn. De baksteen is alleen maar geglazuurd in een prachtig geel en wit en geeft de hal een hele mooie lichte sfeer. Hoe verder naar boven, hoe meer witte bakstenen en hoe lichter het wordt.
De mooie lamp is in 1919 opgehangen toen de bond 25 jaar bestond. Een reliëf met twee leeuwen op de balustrade is daar gekomen met het 12,5 jarige jubileum. De vakbondsleden spaarden vaker voor een cadeau voor het bondsgebouw.
Veel van de diamantbewerkers waren Joods en velen zijn in de tweede wereldoorlog gestorven onder Duitse bezetting. In de hal is een reliëf geplaatst om de mensen daar aan te herinneren.

De bondsraadzaal

Hier kwam de bondsraad bijeen. De bondsraad maakte in vergaderingen de belangrijkste beslissingen voor de bond; bijvoorbeeld of er wel of niet gestaakt moest worden. Andere vakbonden gebruikten deze zaal ook. De grote spoorwegstaking van 1903 werd hier uitgedacht. En in 1905 al werd de NVV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) opgericht. Henri Polak kwam met het idee hiervoor en de organisatie van de ANDB werd als voorbeeld gebruikt. Zo konden de arbeiders een nog grotere vuist maken door samen te werken met arbeiders van andere fabrieken als het nodig was.



De zaal is in 2000/2001 helemaal opgeknapt; gerestaureerd heet dat. De zaal was door de jaren heen veranderd. Na de restauratie ziet het er weer uit zoals het was, toen het gebouw net geopend werd. Maar je kan wel zien dat het is opgeknapt, doordat de restaurateurs niet wilden doen alsof het echt ‘nieuw’ was. Daarnaast laten ze ook sporen zien die ze gevonden hebben. Weet je het verhaal van het spook nog?




De wandschilderingen op de muur zijn van de kunstenaar Richard Roland Holst. De schilderingen vertellen een verhaal van de bevrijding van de arbeiders. Bij dit verhaal is uitgegaan van vroeger, heden en toekomst en de schildering laat zien hoe de wereld zal verbeteren als je strijd voor een betere toekomst. Zijn vrouw Henriette Roland Holst schreef de teksten. Zij was toen een beroemd dichteres en ook actief in de politiek.

Roland Holst had voor de schilderingen een verkeerde techniek gebruikt. Hij probeerde het wel telkens weer zelf op te knappen, maar het lukte hem niet. In 1920 werden de schilderingen bedekt met een houten lambrisering. En later zijn er platen gekomen met nieuwe schilderingen van Roland Holst. Een paar ervan zijn nog te zien in de hal.



De kluis

De bond had zijn eigen kluis, waarin het geld en andere waardevolle papieren werden bewaard. Hier liggen ook nog de gereedschappen van de diamantbewerkers. Voordat de ANDB werd opgericht waren er allemaal kleine vakbonden. De klovers, de slijpers, de schijvenschuurders: iedereen had zijn eigen bond en dan ook nog weer verdeeld in Joodse en niet Joodse bonden. De Joodse gemeenschap in Amsterdam was sinds de 16e eeuw bekend door de diamantbewerking. Veel van de kennis werd van vader op zoon overgedragen. 
In 1870 werd een grote diamantmijn gevonden in Zuid Afrika. Ook waren er heel veel rijke mensen bijgekomen zoals fabrieksdirecteuren. Naast dat er veel aanbod was van diamanten, was er ook veel vraag naar diamanten door al die nieuwe rijke klanten.
De klovers en slijpers verdienden het meeste geld. Als bij een klover of slijper iets mis gaat dan daalt de waarde van de diamant meteen. Diamanten hebben iets magisch omdat er zoveel geld mee te verdienen valt. Om te vergelijken in 1870 tot 1875 verdiende ze zo’n 500 gulden per week. Een gewone geschoolde arbeider kreeg 25 gulden per week. De fabrieken waren donker en de lucht vies en slecht voor de longen. De meeste arbeiders werkten maar tot hun veertigste. Langer konden ze het niet volhouden. Vooral de ongeschoolde arbeiders verdienden maar weinig geld. Juist door de samenwerking van alle arbeiders in de fabriek kon bij een staking een vuist gemaakt worden. Dat was de kracht van een vakbond voor alle diamantbewerkers en niet al die kleine vakbondjes.

De bestuurskamer


In 1911 werd eindelijk de achturige werkdag ingevoerd in de diamantindustrie. Jonge leden van de bond zamelden geld in. Met dat geld werd de bestuurskamer ingericht. Berlage ontwierp het interieur en Roland Holst maakte de schilderingen. Waarom was de achturige werkdag zo belangrijk? Het betekende dat de arbeider veel meer vrije tijd had. De 24 uur werd ingedeeld in acht uur werk, acht uur ontspanning en acht uur rust. Een arbeider kon dan naast zijn werk genieten van zijn gezin, maar ook verder leren. Op de schilderingen is die dagverdeling ook te herkennen. Een jonge arbeider met een bijl aan zijn riem staat voor het werk. De uren van ontspanning en leren kan je zien bij de liggende vrouw met een boek in haar handen. En de rust is te zien door een liggende man met naast hem een halfnaakte vrouw; slapen en liefde wil de schilder hiermee zeggen.

De bibliotheek

De bibliotheek is op zolder. Leden van de bond konden hier boeken lenen. Er werd wel verwacht dat ze er heel voorzichtig mee omgingen. In de boeken staat een verzoek. Weet je die nog dat je niet mag likken om de bladzijde om te slaan? In het begin van de vakbond kregen nog veel arbeiders een gevaarlijke longziekte, tuberculose genaamd. Men was bang dat door de boeken ze anderen ziek zouden kunnen maken. Door het stof op het werk kregen toch al heel veel arbeiders slechte longen.
Een van de belangrijkste bondbestuurders naast Henri Polak, Jan van Zutphen, stelde het koperen stelen fonds in. Met het gespaarde geld werd uiteindelijk in Hilversum het sanatorium Zonnestraal gebouwd. Een sanatorium is een soort ziekenhuis voor mensen die heel lang ziek zijn. En vooral mensen met tuberculose, een ernstige longziekte, kregen zo de kans om weer beter te worden. 

donderdag 23 augustus 2012

De Bazel -12


Spekkoek

Het lijkt wel een enorm blok lego als je voor het gebouw De Bazel staat. Op elkaar gestapelde lego met strepen in kleuren. De Amsterdammers noemen het dan ook de ‘spekkoek’. Het is een groot gebouw, zeker als je bedenkt dat precies op deze plek allemaal huizen stonden. Al die huizen zijn gesloopt om plaats te maken voor dit grote kantoor. Voor het kantoor razen de auto’s de trams en de fietsen langs. De Vijzelstraat is altijd een hele drukke straat geweest, maar toen ze hier het kantoor wilden bouwen vonden ze dat de straat breder moest.
 
Nu zien we het niet. Maar onder de straat wordt de Noord/Zuidlijn aangelegd.
Misschien heb je er wel over gehoord, dat er huizen verzakten en dat de bewoners er niet blij mee waren. Vroeger deden ze er niet moeilijk over. Als ze vonden dat er iets in de weg stond, dan braken ze het zomaar af zonder te kijken of het bijzonder genoeg was om het te laten staan.  De Vijzelstraat moest breder, zodat er meer verkeer door kon. Nu willen ze de oude huizen aan de Vijzelstraat graag bewaren, omdat ze er nu de waarde wel van inzien.

De Bazel

De Bazel heeft maar een kleine ingang voor zo’n groot gebouw. De deuren zitten tussen twee beelden: eentje met de ogen dicht is Azië en de andere is Europa. Boven de deur staat “Nederlandsche Handelsmaatschappij”. Vroeger hoorde Indonesië bij Nederland. Het land was, zoals dat heet, een kolonie. In Indonesië werden koffie, rietsuiker, tabak en kruiden verbouwd en dat werd naar Nederland verscheept. Hier werd het verkocht en dat leverde veel geld op.  Dat er goed mee verdiend werd is te zien aan het gebouw, groot en rijk versierd.

Het hele gebouw is sjiek en was voor rijke mensen neergezet. Alleen die hadden geld genoeg om geld en juwelen in een kluis te stoppen. De Bazel was een bank, met een schatkamer met hele grote kluisdeuren. Die zijn er nog steeds, maar er zit ‘helaas’ geen geld of goud meer in. Er waren loketten voor de klanten in de hal. Om daar te komen moeten we door de ingang. De ingang is klein maar heel bijzonder. Er zitten een paar gewone deuren in. Maar zij kunnen ook als geheel de grond in zakken. Als je rond de opening of sluitingstijd van het Stadsarchief komt kan je dat zien gebeuren.

De Hal


Het lijkt een beetje op Alice in Wonderland: Vanuit een drukke straat loop je een hele nieuwe wereld binnen. Door de glazen kap valt veel licht naar binnen. De grote zuilen zijn een deel van een betonskelet. Net als onze botten ons dragen, zo draagt het betonskelet het gebouw. Nu wordt bijna alles met beton gemaakt, maar toen was het de meest moderne techniek die er was. De architect Van Gendt tekende het betonskelet en de Bazel ontwierp het gebouw. Ze werkten samen. De mooie grote zuilen en de vloeren zijn onderdeel van het betonskelet. 

Heel jammer is het dat de Bazel zelf het gebouw nooit af heeft gezien. Hij was al ziek, had last van zijn longen en in 1923 is hij gestorven. De bouw heeft tot 1926 geduurd.
In het gebouw werden liften geplaatst, dat kwam toen nog bijna niet voor. Die waren er alleen voor de directeuren. De gewone mensen die er werkten moesten met de trap. 




Heel bijzonder was de buizenpost. In kokers werden berichten door het hele gebouw verzonden. Door het onder hoge druk blazen van lucht door de buizen vlogen ze snel door de buizen heen. Al die buizen kwamen bij elkaar in de kelder. Jammer genoeg is dit systeem er niet meer.





In de kelder is ook een speciale ondergrondse gang. Je kon hierdoor van dit gebouw naar een nieuw gebouw aan de andere kant van de Keizersgracht lopen. Dat was toen de Nederlands Handelsmaatschappij de ABN (Algemene Bank Nederland) was geworden. De spekkoek had een ‘poentunnel’ gekregen. De Amsterdammers dachten dat er veel geld door de gang van het ene gebouw naar het andere werd gebracht. De ingangen van de tunnel zijn dichtgemaakt, niemand kan er meer door…. Misschien alleen nog maar de muizen.


De schatkamer


Omdat De Bazel als een bankgebouw ontworpen is heeft het een hele grote kluis. Dat was toen nieuw en alleen bedoeld voor mensen met geld. Gewone mensen deden hun geld niet op de bank. Want ze hadden niet veel om te sparen. Lang werd geld nog in schatkisten bewaard. Er waren wel banken maar dat kon je in de straat niet zien Ze hadden vaak niet eens een uithangbord, kluizen kwamen pas veel later. En zo’n reuzenkluis als hier kenden ze in Nederland nog niet. 
De Bazel was in Duitsland en Engeland gaan kijken hoe je zo’n grote bank moest bouwen. Daar stonden ze al. De schatkamer heeft metersdikke wanden en dikke stalen deuren. Als er een bom op zou vallen zou de schatkamer heel blijven.



De Italiaanse zaal

Het gebouw en alles wat er in stond aan de muur hing, echt alles, was door De Bazel ontworpen. De stoelen, de tafels, het serviesgoed; zijn allemaal ontwerpen van hem. In die tijd gebeurde dat vaker. Alleen  Italiaanse zaal is niet van hem. De Bazel wilde deze zaal eigenlijk helemaal niet. Hij moest. Deze kamer is de vergaderzaal komt uit het vorige kantoor van NHM dat aan de Herengracht stond.. De directeuren vonden het zo mooi dat ze het mee wilde nemen. En het is gebeurt. 



NHM aan de Herengracht
De Bazel vond dat de zaal niet paste in zijn ontwerp. 
Deze vergaderzaal is heel bijzonder. Op de muren hangen grote geschilderde landschappen. Het is niet Nederland als je naar de landschappen kijkt. Je ziet bergen en beken, herders met schapen en koeien, bomen, vogels vliegen rond en er rijden mannen te paard.  Als je hier bent lijkt het alsof je door de ramen naar buiten kijkt en in Italië bent. Het landschap is nog mooier gemaakt dan het in het echt zou zijn. De schilder heette Jan Augustini en woonde in Haarlem in de 18e eeuw. Hij is zelf nooit in Italië geweest. Het is fantasie: een prachtige romantische fantasie.


In het oude gebouw lag de kamer aan de tuin. Veel mensen weten niet hoe groen het centrum van Amsterdam eigenlijk wel is. Als je op de toren van de Westerkerk staat, kun je dat goed zien. Achter al die stenige grachtengevels zijn prachtige grote tuinen. Er is zelfs in 1612 een wet gekomen om te zorgen dat het altijd tuinen zullen blijven. Er mag niet in de tuinen gebouwd worden. De wet heet een keur en daarom heten die keurtuinen. Op het kaartje kan je zien welke tuinen aan de Keizersgracht en de Herengracht keurtuinen zijn.










De Koningszaal

Alles was ontworpen en zo ook de Koningszaal, die helemaal is ingericht voor de ontvangst van leden van de Koninklijke familie. Aan de muur hangen portretten van onze koningen en koninginnen. Niet zo gek, want de koninklijk familie benoemde de directeuren. Nog steeds worden hier nog wel eens koninklijk bezoek ontvangen of belangrijke gasten zoals bij voorbeeld de Turkse president. Dat doet dan de burgemeester van Amsterdam.

In de Bazel is heel veel groen gebruikt. Er is iets vreemds met dat groen. Het groen werd gebruikt om aan te geven hoe belangrijk iemand was. Hoe hoger in rang, hoe donkerder groen de muren van de kamer waarin hij werkte. Dat was alleen in de kamers van de directie. Prachtige donkere, indrukwekkende kamers met veel donker eikenhout. 
De kamer van de President Directeur in het donkerste groen. Deze kamer ligt precies in het midden om te laten zien hoe belangrijk hij wel was.
Iedere directeur had een eigen toilet en een wachtkamer. Boven de deur zijn 3 lampjes. Als het rode lampje brandde mocht je niet naar binnen; het witte betekende dat hij aan de telefoon zat. Als laatste was er nog een lampje bedoeld voor de bode, iemand die boodschappen of andere zaken rondbracht. Brandde dat lampje dan wisten de boden dat ze ‘ontboden’ werden.


In de kamer van de president directeur hangt ook de klok met het kogelgat. Weet je het verhaal nog?